Overslaan en naar de inhoud gaan
FLORA
Berthus van den Berg voor de Flora. “Het leukste van dit werk zijn de gasten”. Foto Heere Heeresma jr.
Ondanks dreigende vergroening toch terug op een motorcharter

'We leven maar één keer, we doen het!'

Na bijna dertig jaar aan de wal is Berthus van den Berg terug in de vaart met het motorcharterschip Flora. Maar aan het begin van zijn eerste seizoen maakt hij zich al zorgen over de vergroeningseisen die op hem afkomen.

HEERE HEERESMA JR

Kleine zeilbootjes. Ook voor Berthus van den Berg (1960) begon het daarmee. Daarna kwam de tjalk van zeilschool Krekt oer’t Wetter in Uitwellingerga. In 1979 ging hij varen op de Vertrouwen, een van de eerste motorcharterschepen van Nederland. “Dat was echt pionieren”, vertelt Berthus.

“De overheid wist qua regelgeving niet wat ze ermee aan moest. We voeren met buurthuiskinderen. In de zomervakantie organiseerden we reizen voor ze, meestal naar Friesland. Op de Vertrouwen heb ik leren varen. Het was de tijd dat er nog geen papieren nodig waren. Ik heb dat een jaar of vijf, zes gedaan. Uiteindelijk heb ik via het KOF mijn Groot Vaarbewijs gehaald. Mijn vaartijd had ik al, dat ging toen veel makkelijker”.

Behalve op de Vertrouwen, zetschipperde Berthus op de zeilende klipper De tijd zal ’t leren. Halverwege de jaren 80 kocht hij van schipper Van Estrik een vrachtschip van 327 ton, de Flora. Ze was onder die naam gebouwd in de Friese maten 31,5 bij 6 meter en verlengd tot 42 meter.

Vanwaar die keuze voor de vrachtvaart? “Ik zat in die zeilvaart en was een beetje klaar met die groepen Duitse schoolkinderen. Ik had vrienden in de vrachtvaart met wie ik weleens meevoer en dat leek me ook wel leuk”. Berthus voer over de beurs, meestal uit Rotterdam, en lag in de Leuvehaven met andere schepen in zijn maat. Het was de tijd van de schippersacties tegen Granaria. “Financieel zwaar, veel gedoe”. In de Flora stond een Bolnes 6L en de directeur van de Bolnesfabriek vroeg Berthus of hij een week mee wilde op karwei. “Die week werd een halfjaar. Ik was van schipper monteur geworden. Het was niet zo dik in die tijd met een klein scheepje en dit was aardig lucratief. Er waren toen nog veel Bolnesmotoren. En ik vond het leuk. Toen er na anderhalf jaar een nieuwe saneringsregeling kwam, heb ik de Flora laten saneren. Er waren ook kinderen gekomen en dan sta je voor de keuze om ze naar het internaat te sturen of aan de wal te gaan wonen. Ik heb voor het laatste gekozen”.

Gasten

Berthus heeft een jaar of tien als monteur van Bolnes- en Wärtsilamotoren gewerkt. “Maar je wordt wat ouder en ik wist niet of dat vol te houden was tot je 68ste. Dus toen heb ik me omgeschoold tot docent schei- en natuurkunde. Ik heb jarenlang als docent gewerkt en nu de laatste telg aan het uitvliegen is, had ik zoiets van: wat doen we?”

Drie jaar geleden werd Berthus door de eigenaar van een aantal motorcharterschepen in het Amsterdamse Oosterdok gevraagd of hij hem als schipper wilde aflossen. Die drie jaar voeren Berthus en zijn vrouw Jonne Muller een aantal weken als aflossers op motorcharters en dat beviel hen erg goed. “En toen kwam de kans om de Jelmar te kopen. Mijn vrouw en ik hebben elkaar diep in de ogen gekeken en toen zeiden we: we leven maar één keer, we doen het! Dus 30 november hebben we het schip gekocht”.

Opmerkelijk genoeg was de Jelmar in 1929 bij de Noord Nederlandse Scheepswerf te Groningen gebouwd onder de naam Flora en Berthus en Jonne gaven haar die oorspronkelijke naam terug. Hun tweede Flora meet 40 bij 6 meter en heeft een 280 pk Caterpillar. Er zijn tien tweepersoons hutten met eigen douche en toilet. “En bedjes op de vloer. Stapelbedden sterven uit in deze tak van sport”. Het seizoen is inmiddels losgebroken en de Flora wordt geboekt door Boat & Bike en HAT Tours. “En we hebben nog connecties die direct bij ons boeken. Die mix willen we graag houden”. De gasten zijn veelal 40+ en komen vaak uit Amerika en Italië. “Het leukste van dit werk zijn de gasten”. Dit jaar staan er 29 reizen op stapel; 26 in Nederland en drie in Duitsland.

Bedreiging

De Flora heeft een Rijncertificaat, maar Berthus noemt het “lastig” om die te behouden vanwege de overgangseisen. “We zijn relatief klein, dus de investeringen zijn groot. Dit jaar moesten we een automatische brandblusinstallatie in beide machinekamers laten aanleggen. De eisen aan veiligheid, dat snap ik wel. Maar van sommige eisen kan je je afvragen in hoeverre die relevant zijn. Waar ik het meest bang voor ben, is de vergroening. In hoeverre kunnen wij daar nog aan meedoen? Kun je een CCR 5-motor in een schip voor 20 passagiers laten zetten? Is dat wel rendabel, kan dat wel uit? Als de vergroening sneller gaat dan wij als kleine schepen kunnen opbrengen, zou een gezonde beroepsgroep met voldoende werk om zeep kunnen worden geholpen”.

Minder bedreigend, maar daarom niet minder vervelend, zijn de hoge havengelden. Zo hoorde hij dat in Keulen 700 euro betaald moet worden voor een ligplaats voor 24 uur. Dan maar geen Keulen? “Of een steigertje proberen te vinden dat goedkoper is”. In Nederland vindt Berthus vooral de aantiktarieven buiten proportie. “Als ik bijvoorbeeld aantik in Volendam wordt er eerst heel moeilijk over gedaan of ik überhaupt mensen mag afzetten. En als het mag, moet ik een stevig aantiktarief betalen. We liggen er drie kwartier en maken van geen enkele voorziening gebruik. Dan denk ik: come on!”

Een andere bron van zorg is het onderhoud aan bruggen en sluizen. “Het gebeurt regelmatig dat die gesperd zijn, ook voor lange tijd. Je moet ongelooflijk goed opletten, want het is niet meer vanzelfsprekend dat doorgaande routes in Nederland bevaarbaar zijn. Je moet heel alert zijn en op tijd mailen en aanvragen, want anders lig je daar met je passagiers”.

 

leaderboard