Overslaan en naar de inhoud gaan

“Vergroening drukt zwaar op schouders van de binnenvaartondernemers”

Voorzitter Christiaan Van Lancker van de Europese Schippersorganisatie (ESO) verwacht dat 2017 een “spannend jaar wordt vol uitdagingen” - onder meer op het gebied van vergroening van de binnenvaartsector.

JAN SCHILS

Zo zullen de verkiezingen die dit jaar in verschillende Europese landen plaatsvinden volgens hem een absolute weerslag hebben op de inter-Europese samenwerking, waarbij recente gebeurtenissen als onder meer de Brexit, de terreuraanslagen en de nieuwe koers die de VS gaat varen mede van invloed zullen zijn.
Wat de binnenvaart betreft wijst Van Lancker erop dat deze internationaal opererende sector er groot belang bij heeft dat de Europese interne markt goed blijft functioneren. “Harmonisatie - of mag ik zeggen “unificatie” - van wet- en regelgeving is daarvoor een absolute must”, aldus de ESO-voorzitter op de nieuwjaarsreceptie van de organisatie, afgelopen maandag in Brussel.

Hij wees er onder meer op, dat de binnenvaart een goed én evenwichtig level playing field wenst, maar dat redelijkheid en billijkheid daarbij wel gewaarborgd moeten zijn. Van Lancker: “We moeten de markteconomische realiteit niet uit het oog verliezen. Neem de ambities op het gebied van vergroening. Door de lat heel hoog, wellicht te hoog te leggen, schiet je in eigen voet, omdat je daarmee een duurzame modaliteit extra onder druk zet, waardoor er wellicht alsnog een modal shift optreedt in omgekeerde richting. Uiteraard ligt hier ook een verantwoordelijkheid bij de sector zelf, maar deze ligt breder dan alleen bij de varende ondernemers. Vergroening van het transport is naar onze stellige mening een ketenvraagstuk. De klant moet groen als selectiecriterium gaan hanteren".

Vergroeningsfonds

Volgens Van Lancker leunt de vergroening te zwaar op de individuele schouders van de binnenvaartondernemers en is zij in grote mate afhankelijk van diens intrinsieke motivatie. Dat hangt weer samen met de vaak onmogelijke doorberekening van de kosten. Het verladend bedrijfsleven gaat voor de laagste prijs. De vraagkant moet daarom dus sterker gestimuleerd worden. Daarnaast moet er sprake zijn van voldoende funding. Van Lancker: ”We kunnen de totale vloot naar stage V –praktijknorm brengen op het moment dat we bereid zijn om hierin 750 miljoen euro te investeren. Dit lijkt een heel groot bedrag, maar als je het afzet tegen de te behalen milieuwinst dan is dit een hele interessante investering. Dit vergt een collectieve inspanning van nationale en regionale overheden, gesteund door de Europese overheid. Wij als sector zijn bereid om daaraan bij te dragen. We denken hierbij aan een collectief vergroeningsfonds, gevuld vanuit de EU, nationale lidstaten, de regio’s (provincies/gemeenten) en de sector zelf. Het kan en het levert heel veel op!”

Extra inzet op modal shift zal volgens hem bijdragen aan het halen van de Parijs-doelstellingen: ”Een verschuiving van weg naar water levert een CO2- reductie op van tussen de 60-70 procent. De Europese Commissie heeft zichzelf dan ook als doel gesteld om per 2050 50 procent van het verkeer van de weg naar het spoor of de binnenvaart te verschuiven. Deze ambitie moet echter concreter gemaakt worden. Welke acties worden Europees, nationaal en regionaal genomen om dit te realiseren? Er zijn verschillende best practices in de verschillende lidstaten, laten we hier meer van elkaar leren”, aldus Van Lancker. Hij noemde het dé uitdaging voor de Europese Schippersorganisatie om de huidige toch wel grote kloof tussen de politieke beslissingen enerzijds en de individuele zelfstandige binnenvaartondernemers zo klein mogelijk te maken!”
Van Lancker onderstreepte dat de ESO zich altijd zal inzetten voor een gezonde marktstructuur en dito werking. De huidige volatiliteit in het Rijnbekken (mede ingegeven door de waterstanden) in de markt is volgens hem vanuit macro-economisch perspectief niet ideaal voor de sector maar een natuurlijkgegeven. De individuele ondernemer heeft daar echter weinig boodschap aan.

Ongunstige signalen

“Ook van buiten dit Rijnstroomgebied bereiken ons ongunstige signalen van schippers met vaak kleinere vaartuigen van een toegenomen spanning tussen het zogeheten primaire en secundaire marktgebeuren. Samen met de Franse collega’s zullen wij daar weldra een initiatief nemen. Samen met het verladende bedrijfsleven willen we nadenken hoe we hier openheid én verbetering in aan kunnen brengen. De toekomstbestendigheid van de binnenvaart hangt ervan af”, aldus de ESO-voorzitter.
De sector is volgens hem gebaat bij meer lange-termijn afspraken, meer continuïteit, minder extreme pieken en dalen. Daarmee kan ruimte ontstaan voor een lange-termijn visie/strategie, investeringen in onderhoud en vergroening, ruimte om jezelf te onderscheiden. Dit zijn moeilijke transities die een mentaliteitsverandering vergen. Het start met dialoog en het (er)kennen van elkaars werelden. Daarin kunnen ESO en haar lidorganisaties een faciliterende stimulerende rol spelen. Uiteindelijk zijn de bedrijfsvoering en de bijbehorende keuzes echter aan de markt zelf. In dit verband volgt ESO zeer intensief én op kritische wijze de ontwikkeling van het Watertruck+ -project in Vlaanderen.

Flexibiliteit

De competitiviteit van binnenvaart hangt volgens Van Lancker natuurlijk ook samen met haar flexibiliteit: ”Hierbij zou ik graag aandacht vragen voor de benodigde flexibilisering in de bemanningsregelgeving. De binnenvaartstaat bekend om haar flexibiliteit. Het gezinsbedrijf is hier grotendeels voor te danken. Maar deze flexibiliteit wordt vaak beperkt door wet- en regelgeving die 30 jaar geleden bedacht is.
Inmiddels zijn de omstandigheden veranderd. We hebben tal van ondersteunende systemen. Dit heeft ook consequenties voor de benodigde kwantiteit en kwaliteit van het personeelsopbouw. We moeten durven redeneren vanuit de huidige (en toekomstige) omstandigheden. Een aantal zaken kunnen we op korte termijn moderniseren. Een grondige herziening vergt echter een gedegen onderzoek, dat we momenteel samen met onze sociale partners, ETF en EBU, laten uitvoeren. Na een recente kortsluiting over de inhoud mag ik vandaag toch aankondigen dat 'de neuzen opnieuw in dezelfde richting staan'”.

Digitalisering

Van Lancker wees er op dat de digitalisering dit jaar verder zal doorzetten in alle vormen van de samenleving, dus ook in de binnenvaartsector en al zijn geledingen. Zo zal het River Information System (RIS) worden herzien. De informatiestromen tussen alle lidstaten kunnen en moeten beter, volgens hem: “Op het moment dat ik me als schipper in een lidstaat meld, moet deze informatie beschikbaar zijn in de andere lidstaten op mijn route en moet ik niet keer op keer opnieuw hoeven melden. Je ziet ontwikkelingen op het gebied van verkeersmanagement (efficiëntere doorstroom), maar tegelijkertijd ook toepassingen met betrekking tot het bundelen van lading en de vorming van digitale marktplaatsen”, aldus Van Lancker.
Digitalisering gaat volgens hem ongetwijfeld zijn weerslag hebben op de marktstructuur. Er zal meer transparantie in de keten komen. De uitdaging is deze transparantie te koppelen aan onderscheidend vermogen, aan concurreren op basis van kwaliteit. Voorwaarde is wel dat deze transparantie universeel is en geen éénrichtingsverkeer. RIS en ICT zijn noodzakelijk voor een veilige vaart, als aanvulling op de personele kwalificaties van de mensen aan boord. Training op deze systemen middels simulatoren is al onderdeel van de huidige beroepsopleidingen en zal een steeds meer prominente plaats gaan innemen.

Infrastructuur

Op het gebied van infrastructurele ingrepen moet er volgens de ESO-voorzitter veel meer vanuit de vraag geredeneerd worden: “Hoe zien de logistieke stromen er uit in de toekomst en welke infrastructuur is daarvoor nodig? Voor de overheid is een rol als facilitator weggelegd. Het bij elkaar brengen van partijen, verladers, logistieke dienstverleners, rederijen, expediteurs etc. vanuit de verschillende modaliteiten is daarbij belangrijk".
Van Lancker vroeg ook aandacht voor het probleem van auto-afzetplaatsen en ligplaatsen langs de Rijn: ”De binnenvaart kan niet functioneren zonder een goede interface met de wal. Het betreft gezinnen die van en aan boord moeten kunnen gaan. Maar ook bemanningswisselingen voor schepen die volcontinu varen. Wanneer men het schip niet af of op kan, hoe moet de binnenvaart zich dan houden aan de vaar- en rusttijden?”
Er heeft volgens Van Lancker een substantiële schaalvergroting in de binnenvaart plaatsgevonden, zowel in volume als logistieke bewegingen, maar de faciliteiten langs de Rijn zijn hierin niet meegenomen."Ik noem hier alleen de Rijn, want daar is de situatie het meest nijpend, maar denk hierbij ook aan de andere Europese waterwegen. Het lastige is dat het economische belang van de binnenvaart zeer verschillend wordt gewaardeerd in Europa. Ook hier moet en kan meer samen met het verladende bedrijfsleven opgetrokken worden".
Van Lancker kondigde tot slot nog aan, dat de ESO samen met de EBU in de startblokken klaar staat om hét Europees binnenvaartplatform op te richten: ”Het gaat om een bundeling van krachten waarmee we maximale slagkracht organiseren. We zoeken hierin ook het partnerschap met INE, EFIP, ETF en ESC. Niet alleen richting de Europese overheden, maar ook naar onze eigen achterban toe, om hen mee te nemen en te begeleiden in de transitie naar vergroening, digitalisering en het waarborgen van een sterke positie in de keten".

Archieffoto Claire Droppert: groot en klein in de Rotterdamse haven.




leaderboard